In de westerse media wordt de Chinese overheid over het algemeen weggezet als een zware onderdrukker van het volk. Ik zal de laatste zijn die ontkent dat er ernstige problemen zijn met mensenrechten, zeker in bepaalde regio’s in China, of dat georganiseerde vormen van protest of activisme direct de kop worden ingedrukt. In China vinden elk jaar tienduizenden openbare protesten plaats, vaak gerelateerd aan ontslagen en arbeidsomstandigheden, die nooit het nieuws halen. En natuurlijk wordt het internet zwaar gecensureerd, een interessant onderwerp waar ik zelf vaak over schrijf. Maar wat de westerse pers vaak niet wil zien en waar vooral mensen die nooit een voet in China hebben gezet meestal geen besef van hebben, is dat de gemiddelde Chinese burger over het algemeen best tevreden is over haar centrale overheid. Het zijn vooral de misstanden met corruptie bij de lokale overheden die veel wrok bij de bevolking veroorzaken en Xi Jinping’s anti-corruptiebeleid, hoewel zeker ook ingezet om zijn politieke vijanden in facties binnen de communistische partij uit te schakelen, hebben hem zeer populair gemaakt onder het volk.
Vaderfiguur
In Nederland worden politieke partijen geacht het volk en hun achterban te dienen en als ze dat onbehoorlijk doen worden ze daar binnen enkele jaren voor afgestraft. Dat de verscheidenheid aan politieke partijen vaak resulteert in een coalitie die moet ‘polderen’ en met een regeerakkoord komt waar meestal geen enkele kiezer echt blij mee is is een bijwerking van ons systeem. Net als een relatief zwenkend beleid van links naar rechts en vice versa, iets dat in de Verenigde Staten natuurlijk nog veel sterker zichtbaar is. Hoewel er binnen China meerdere facties met hun eigen ideeën bestaan in de communistische partij, die elkaar op House of Cards-achtige wijze bestrijden, is haar richting over het algemeen redelijk koersvast en een strak systeem van vijfjarenplannen zorgt ervoor dat de vooruitgang vaak sneller is dan in westerse samenlevingen. Als ze wil kan de Chinese overheid binnen zeer korte tijd, na goedkeuring door het partijcongres – wat meestal niet veel meer is dan een formaliteit – de wetgeving aanpassen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen Eric X. Li die je probeert te overtuigen van de superioriteit van een éénpartijsysteem, integendeel, ik ben het eens met Churchill dat “democracy is the worst form of Government except for all those other forms that have been tried from time to time”. Ik durf echter wel te stellen dat de vorm van regeren in China soms ook z’n voordelen heeft en dat opinies in de media best wat genuanceerder mogen zijn. Overigens, geloof het of niet, maar de communistische partij beweert wel degelijk gebruik te maken van het principe van democratie. Dat betekent in China echter niet dat het volk de leiders kiest, maar dat de leiders luisteren naar de wensen van het volk.
Waar wij onze overheid zien als dienaren van het volk die in principe horen te doen wat wij van ze verlangen is de rol van de Chinese overheid cultureel heel anders bepaald. Volgens de leer van Confucius heeft de overheid de rol van een vader voor de samenleving. Dat betekent enerzijds dat die vader het goede voorbeeld moet geven aan de ‘kinderen’ en anderzijds dat de ‘kinderen’ de vader moeten gehoorzamen. De gemiddelde Chinees zou je dus bijna kunnen beschouwen als de doorsnee tiener; niet altijd blij met de regels die de ouders hen opleggen, en zal deze ook regelmatig proberen te ontlopen, maar wel met respect en begrip voor de regels en dat deze in hun eigen belang zijn opgesteld.
Ongeschreven overeenkomst
Na de studentenopstanden in 1989 is, zoals Evan Osnos beschrijft in zijn voortreffelijke boek Age of Ambition, in het Nederlands vertaald als De Ambities van China, een soort ongeschreven overeenkomst ontstaan tussen het volk en de overheid. Zolang de communistische partij ervoor zorgt dat de levensstandaard van de mensen verbetert tornt het volk niet aan het bestaansrecht van de partij. Als de partij echter faalt in haar beleid wordt zij in de publieke opinie ook zwaar afgerekend door het volk. De reactie op de botsing tussen twee hogesnelheidslijnen in 2011 die te herleiden was naar overheidsgeld dat in de verkeerde zakken was terechtgekomen, is daar een mooi voorbeeld van. Ook heeft de partij ingezien dat corruptie door (lokale) overheidsambtenaren de legitimiteit van de partij in gevaar bracht. Zie hier de noodzaak voor Xi’s anti-corruptiecampagne.
Voor wat betreft die ongeschreven overeenkomst is de partij er de afgelopen 30 jaar uitstekend in geslaagd om de levensstandaard van de burger te verbeteren. Het gemiddelde besteedbaar inkomen is in de afgelopen tien jaar ongeveer vertienvoudigd. Natuurlijk nemen de kosten van levensonderhoud, vooral die van onroerend goed, net zo snel of nog sneller toe, maar de gemiddelde Chinees heeft zijn leven sterk zien verbeteren. Dit neemt niet weg dat critici gelijk hebben als ze aangeven dat de overheid de 700 miljoen burgers vooral uit de armoede heeft kunnen tillen door zich deels terug te trekken uit de levens van de burgers en hen in staat te stellen ondernemerschap te ontwikkelen.
Hemels mandaat
De keizers hadden in het verleden de overtuiging dat ze het ‘hemelse mandaat’ hadden om te regeren over het volk. Slecht beleid zou leiden tot het verlies van dat mandaat en de val van de keizer of zelfs een hele dynastie. Dat geloof, weliswaar met een minder religieuze inslag, bestaat nog steeds in China. Door haar controle over de media helpt de communistische partij er natuurlijk wel aan mee dat misstanden als maffia-achtige praktijken, schending van mensenrechten, verrijking van de families van hoge partijambtenaren en andere kritiek op de centrale overheid redelijk onzichtbaar zijn. Ook is het geen geheim dat er flink gemanipuleerd wordt met economische statistieken, die de effecten van het beleid een stuk rooskleuriger neerzetten dan ze in werkelijkheid zijn. Maar de Chinese ‘gewone man’, de zogenaamde ‘lao bai xing’, is Gekke Henkie niet en weet echt wel dat niet alles koek en ei is. Maar als we de balans opmaken slaat de meter nog steeds positief uit. Uit onderzoek van Ipsos in 2016 bleek China zelfs bovenaan te staan in de lijst van landen waar de burgers vinden dat het land op de goede weg is. Zo’n negentig procent van de Chinezen was die mening toegedaan.
In de colleges die ik geef over internetcensuur krijg ik van studenten regelmatig de vraag waarom ‘het volk dit allemaal pikt’. Ook zijn er mensen die denken dat het grote aantal Chinese studenten dat in het buitenland studeert en daarmee toegang krijgt tot media die in het eigen land geblokkeerd zijn, een kentering zou laten optreden als ze terugkeren in China. Het zien van de werking van een democratie, de vele rechten die het volk in het westen heeft en de video’s met beelden van de protesten op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 zou ze in opstand doen komen tegen de eigen regering. Niets is minder waar. Diezelfde studenten zien zoals gezegd ook hoe goed het gaat met hun thuisland en ze zien ook de problemen met terrorisme, vluchtelingen en andere problemen die de democratie met zich meebrengt. Onlusten zoals die in Catalonië worden dan ook door de staatsmedia in China aangegrepen als voorbeeld waarom democratie toch echt niet wenselijk is.
Studenten
Daarnaast maakt diezelfde Chinese student, als hij terugkeert naar China, een simpele afweging. Ga ik moeilijk doen, met het risico dat ik in het minst erge geval mijn carrière op het spel zet en in het ergste geval zwaarder bestraft zal worden? Of neem ik de nadelen van het éénpartijsysteem voor lief en bouw ik aan een een succesvolle loopbaan met een gezinnetje en “huisje-boompje-beestje” en voldoe ik daarmee aan de eisen die mijn familie en de samenleving aan mij stellen? In een nog steeds toenemend welvaartsniveau kiest het merendeel voor het laatste. Het feit dat er in het westen niet meer whistleblowers zijn over wanpraktijken in het bedrijfsleven en de overheid komt door een soortgelijke afweging die velen van ons ook maken.
En dan is er nog de factor van nationalistische trots. China heeft een lange periode meegemaakt van westerse onderdrukking en problemen in de tijd van Mao. Sinds de openstelling van de economie onder Deng Xiaoping gaat het goed met het land. Het is ’s werelds op 1 na grootste economie en zal binnen afzienbare tijd de grootste zijn, alleen al omdat een op de vijf mensen op deze wereld in China woont. Xi Jinping’s ‘Chinese droom’, welke in tegenstelling tot de ‘Amerikaanse droom’ niet over de potentie van succes voor elk individu gaat maar over de wederopstanding van een land, vervult de Chinese burger met trots en drang om haar plek in de wereld te heroveren.
Chinese studenten die de kritiek op hun land moeten aanhoren schieten vaak in de verdediging, ondanks hun ambivalente gevoelens over hun eigen land en regering. Maar wees nu eens eerlijk: we hebben in Nederland veel te klagen, maar we staan altijd in de top 10 van meest gelukkige landen ter wereld. En als een buitenlander het lef heeft om ons land te bekritiseren, hoe reageren wij zelf dan?
