The Ugly Chinaman – Controversie uit de jaren ’80


Chinese, Engelse en comic book edities van Bo Yang’s ‘The Ugly Chinaman’

“Op papier is China een zeer beschaafd land. In het echt zijn Chinezen echter barbaren”- Bo Yang

In een academisch boek over de morele crisis in China vond ik een verwijzing naar The Ugly Chinaman van Bo Yang. Volgens veel theorieën zijn ethische problemen in China te wijten aan de markthervormingen van de jaren ’80 en ’90. Bo Yang’s kritische uitingen over zijn mede-Chinezen stammen echter uit een speech uit de vroege jaren ’80. Dit suggereert dat China’s problemen dus al langer speelden. Dit wakkerde mijn interesse aan. Het boek bleek niet eenvoudig te krijgen, maar ik kon uiteindelijk een tweedehands exemplaar op de kop tikken.

Het boek is erg controversieel, het was zelfs een tijd verboden in de volksrepubliek, en het lezen van het boek in het openbaar kan op sommige plaatsen nog steeds tot boze reacties leiden. Zoals ook in het boek te lezen is zou The Ugly Chinaman zeker bestempeld zijn als racistisch, ware het niet dat het door een Chinees geschreven is.

Bo Yang

De in Kaifang, Henan geboren Bo Yang was een van de Chinezen die in 1949 naar Taiwan vluchtte vanwege zijn lidmaatschap van de door de communisten verslagen nationalistische Kuomintang. In 1967 werd de dichter, schrijver en historicus daar gearresteerd en opgesloten, omdat hij in een vertaling van de strip Popeye kritiek op het regime van Chiang Kai-shek zou hebben verwerkt. Na zijn vrijlating in 1977 maakte Bo Yang zich hard voor de mensenrechten en de democratie in Taiwan. Volgens literaire kenners doet zijn satirische werk vaak denken aan dat van de maatschappijkritische Lu Xun. Bo overleed in 2008 op 88-jarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking.

Hij wilde eigenlijk al heel lang een boek genaamd The Ugly Chinaman schrijven, geïnspireerd door ‘The Ugly American’, maar kwam nooit verder dan het schrijven van een speech. Bo noemde zijn speech The Ugly Chinaman, omdat hij zijn publiek wilde choqueren en op die manier het zelfbewustzijn wilde stimuleren. Toen Bo in 1988 voor het eerst sinds 1949 de Volksrepubliek China weer bezocht bleek zijn speech daar erg bekend te zijn geworden, maar ook als polariserend te worden bestempeld. Hij werd zowel als visionair als verrader ontvangen.

De oorspronkelijke Chinese versie van The Ugly Chinaman (Chǒulòu de Zhōngguórén) verscheen in 1985. De Engelstalige versie volgde in 1992. Eigenlijk is het meer een bundel dan een boek. De Engelstalige versie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (Bo Yang Speaks) bevat een interview en 3 speeches uit 1981 en 1984 die Bo in de Verenigde Staten hield, veelal voor een publiek van Chinese afkomst. Het tweede deel (Bo Yang Writes) bestaat uit fragmenten uit diverse essays van Bo. Het derde deel (Waves Breaking on the Shore) bevat dertien reacties op Bo Yang’s oorspronkelijke speech. Het resultaat is een sterk gefragmenteerd werk met veel overlap, waar je zelf de rode draad in moet zien te vinden.

Wat is er volgens Bo mis met Chinezen?

De speeches en interviews uit het eerste deel, Bo Yang Speaks, lijken soms een roast over het Chinese volk. Vaak ontbreekt een duidelijke structuur en, zoals Bo Yang zelf aangeeft, is het geen academische uiteenzetting, maar een beschouwing. Ook gaat Bo niet op wetenschappelijke wijze in op de oorzaken van het gedrag van het Chinese volk en geeft hij aan dat zijn mening het Chinese volk als etniciteit betreft en niet gericht is op Chinezen uit een specifiek gebied; Chinezen zouden volgens Bo overal namelijk hetzelfde zijn.

Uit de vier stukken heb ik zelf de onderstaande kritiek kunnen distilleren. Zijn mede-Chinezen zijn volgens Bo:

  • Vies en slordig. Chinezen zouden zich omringen met rommel, zwerfvuil, vieze keukens, etc.
  • Luidruchtig. Bo illustreert dit met een grap over een Amerikaanse die bezorgd de politie belt als ze twee Chinezen in het Cantonees tegen elkaar hoort schreeuwen. Als de agent arriveert reageren de twee verbaasd ‘We fluisterden alleen maar!’. Hoe harder ze schreeuwen, des te meer gelijk ze denken te hebben, zegt Bo.
  • Verslaafd aan onderling geruzie en machtsstrijd. Volgens Bo maakt dit het voor Chinezen vrijwel onmogelijk om samen te werken. Ze zullen altijd blijven proberen elkaar te overtreffen, bijvoorbeeld door een nog lagere prijs te rekenen dan hun concurrenten. Chinezen tonen met resultaten op school aan te beschikken over een hoog IQ. Maar volgens Bo kunnen Chinezen met een hoog IQ alleen individueel goed presteren, niet samen met anderen.
  • Opschepperig, ze overdrijven en liegen en maken zich schuldig aan laster. Ook zouden ze anderen geen complimenten kunnen geven.
  • Gedreven door de angst voor gezichtsverlies en mede daardoor niet in staat fouten toe te geven. Volgens Bo begaan ze zelfs nieuwe fouten in pogingen hun oorspronkelijke fouten te verbloemen.
  • Niet eerlijk en oprecht; wat men denkt en zegt kan totaal verschillen.
  • Blind voor andermans slechte gedrag als liegen en stelen en dit niet afkeuren.
  • Bekrompen en intolerant. Chinezen zouden een onevenwichtige persoonlijkheid hebben, die continu heen en weer schiet tussen de twee extremen inferioriteit (gebrek aan zelfrespect) en superioriteit (arrogantie). Hierdoor zou het voor Chinezen moeilijk zijn anderen als gelijken te behandelen en zijn anderen daardoor ofwel ‘meester’ ofwel ‘slaaf’.
  • Intolerant ten aanzien van de mening van anderen en andere inzichten. Ze beoordelen dingen enkel op basis van hun eigen indrukken en ervaringen.
  • Zich niet bewust van hun eigen rechten, waardoor ze bij problemen al snel denken ‘laat maar zitten’. Volgens Bo heeft dit hen tot een volk van lafaards zonder ruggengraat gemaakt dat niet voor zichzelf durft op te komen.
  • Niet in staat onafhankelijk te denken.
  • Kil en wreed tegen vreemden, die ze bij meningsverschillen ook uitschelden. Tegelijkertijd kan men in de Chinese cultuur al heel snel als ‘vriend’ bestempeld worden, inclusief de verwachtingen en verplichtingen die dat met zich meebrengt; vrienden helpen elkaar immers. Bo geeft ook aan, dat men in de Chinese cultuur buiten het gezin zeer afhankelijk is van vrienden. In het westen heeft men vrienden praktisch gezien niet per se nodig; de overheid beschermt hen op basis van wetgeving. Vriendschap heeft in het westen dus een totaal andere betekenis.
  • Asociaal; Chinezen denken dat goed zijn voor anderen dom is. Er is onwil om een vreemde in nood te helpen. ‘Amerikanen groeten vreemden, Chinezen wisselen slechts boze blikken uit met vreemden’.
  • Wantrouwig en paranoïde. Altijd denken dat een ander ergens misbruik van probeert te maken.
  • Egoïstisch en jaloers. Een ander geen geluk gunnen.
  • Racistisch tegen migranten en minderheden, ook op plekken waar ze zelf in die categorieën vallen.

“In de praktijk lijken de vooroordelen van Chinezen op iemand die bloedt uit zijn rectum en rondloopt met beide handen voor zijn achterste en uitroept: ”Nee, natuurlijk heb ik geen aambeien. Iedereen die mij beticht van het hebben van aambeien heeft kwade bijbedoelingen!” ” – Bo Yang

De bovenstaande lijst klinkt vrij heftig, maar Bo illustreerde het in zijn speeches met de nodige humoristische anekdotes. Het doet soms denken aan de maatschappelijke kritiek zoals we die kennen van onze cabaretiers. Bo zei opzettelijk niet over de sterke kanten van de Chinese cultuur te spreken; ‘die blijven toch wel bestaan, of ik er over spreek of niet’. Hij wil juist, dat men zich meer bewust wordt van de negatieve trekken. ‘Als we onszelf alleen maar kunnen vleien zal niemand ons respecteren en zal het moeilijk zijn onszelf te respecteren’.

Wat zijn de oorzaken?

Zoals gezegd waagt Bo zich niet aan een academische analyse van de oorzaken van het gedrag dat hij afkeurt. Toch wijst hij in zijn speeches hier en daar een aantal boosdoeners aan.

  • Tijdens de Periode van Lente en Herfst (770-221 VC) werden keizer en onderdanen beschouwd als gelijkwaardig en keizer en ministers mochten naast elkaar op gelijke hoogte zitten. Tijdens de Westelijke Han-dynastie (206 VC – 23) steeg de keizer in status, mede onder invloed van Confucianisme. Men mocht de keizer, die zich omgaf met bewakers, niet eens aankijken. Zijn ministers moesten op een lager niveau zitten. De keizers raakten zo vervreemd van het volk.
  • Tijdens de Oostelijke Han-dynastie (25-220) werd onder invloed van de leer van Confucius – of ‘Professor Confucius Phd’ zoals Bo hem soms spottend noemt – een wet ingevoerd die het individuen verbood om te spreken, te schrijven of te debatteren over andere zaken dan toegestaan door zijn leermeester. Niemand mocht de ‘nalatenschap van de meester’ ter discussie stellen; dit werd beschouwd als verboden ketterij. Dit beperkte de verbeeldings- en redeneringskracht van de intellectuelen. Confucianisme was dogmatisch geworden.
  • Volgens Bo hebben de volgelingen van Confucius zelden iets nieuws toegevoegd aan diens gedachtegoed, omdat de traditionele cultuur dat dus niet toestond.
  • Confucianisme remde de creativiteit, waardoor Chinezen geen gewoonten als zelfkritiek of introspectie ontwikkelden en geen zelfontplooiing kenden.
  • Tijdens de Ming-dynastie (1368-1644) werd de ideologie van de ‘vorst als pater familias’ ingevoerd; de keizer behandelde zijn onderdanen als zijn eigen kinderen.
  • “Duizenden jaren feodale en autoritaire heerschappij heeft ons denken verlamd, oordeelsvorming belemmerd, ons wereldbeeld verdraaid en ons vastgehouden binnen dikke muren.”
  • Sinds het begin van de Chinese geschiedenis hebben Chinezen continu in een wereld van corruptie, instabiliteit, oorlogen, afslachtingen en armoede geleefd. Het heeft hen een permanent gevoel van onzekerheid en bezorgdheid gegeven. “Een beetje aanmodderen was goed genoeg, want wie weet wat morgen zou brengen?”
  • Het keizerlijke examensysteem creëerde de Chinese bureaucratie. Degenen die daarmee onderdeel werden van de ambtenarij raakten losgekoppeld van het gewone volk. (Opmerkelijk genoeg noemde He Huaihong de afschaffing van het examensysteem juist als een van de oorzaken voor moreel verval, zie dit artikel).
  • Een enorme overbevolking, die leidt tot armoede en hevige onderlinge competitie.
  • Na jaren van onderdrukking kwamen alle opgekropte barbaarsheid, geweld, dubbelhartigheid, sluwheid, minachting en sadisme tot uitbarsting tijdens de Culturele Revolutie. Volgens Bo zou het na de Culturele Revolutie nog 50 jaar duren voor de Chinezen weer het ethische gedrag van de jaren 1930 zouden vertonen; iets opbouwen duurt 5 keer zo lang als iets vernietigen.

Naast deze tirade gaf Bo gelukkig ook wat suggesties om de problemen aan te pakken.

  • Leer voor jezelf te denken.
  • Houd interpersoonlijke relaties eenvoudig.

Gemakkelijker gezegd dan gedaan…

In het tweede deel van dit artikel over Bo Yang’s The Ugly Chinaman onderzoek ik de felle kritiek en bijval op Bo’s speech, mijn eigen ervaringen en hoe we in reacties op Bo’s werk uiteindelijk toch weer de ‘morele crisis’ herkennen.