Boekrecensie: The Book of Swindles


De afgelopen jaren heb ik veel gelezen en geschreven over de morele crisis in China. Belangrijke aspecten van die crisis zijn de gewetenloze oplichtingspraktijken die China al enkele decennia teisteren. Vooral als de slachtoffers geen bekenden zijn van de daders lijkt er geen enkele gêne te zijn om anderen te bedonderen. Je vindt het terug in kleine en grote daden. Van de loodgieter die mijn vrouw in een offerte gloednieuwe leidingen verkocht, maar uiteindelijk oude, verroeste leidingen installeerde, tot Luckin Coffee die z’n verkoopresultaten oppoetste om op de Amerikaanse beurs honderden miljoenen binnen te harken. Van de ‘studenten’ die nietsvermoedende toeristen meelokken naar peperdure theeceremonies, tot het babymelkschandaal uit 2008.

Maar bedonderen en belazeren is natuurlijk niet alleen iets van de afgelopen 40 jaar. Het is van alle tijden (en niet te vergeten alle plaatsen). Toen ik hoorde over een vertaling van The Book of Swindles (Piàn Jīng 騙經), een collectie verhalen over oplichtingspraktijken uit het einde van de Ming Dynastie, was ik benieuwd hoeveel van de duivelse streken ik zou herkennen in het hedendaagse China.

The Book of Swindles werd geschreven door de verder obscure auteur Zhang Yingyu en werd rond 1617 gepubliceerd in de zuidelijke provincie Fujian. De verhalen spelen zich vooral af in de provincies Jiangsu, Zhejiang en Fujian. De eerste Engelstalige editie, The Book of Swindles:  Selections from a Late Ming Collection, verscheen exact 400 jaar later en is een vertaling door Christopher Rea en Bruce Rusk, twee hoogleraren Aziatische studies aan de universiteit van Brits Columbia.

Van de 84 oorspronkelijke verhalen hebben de vertalers een selectie gemaakt van 24 soorten zwendelarijen met 44 ‘cases’. In eerste instantie viel me deze beperking wat tegen, maar na het lezen van het boek vond ik het toch een goede beslissing. Zelfs in deze selectie is er wat overlap tussen de verschillende ‘cases’ en de vertalers hebben waarschijnlijk een hoop onnodige herhaling weggelaten. Alles opnemen zou te veel van het goede zijn geweest en de selectie beslaat toch nog zo’n 180 pagina’s. Naast deze vertalingen van Zhang’s werk bevat het boek ook een zeer uitgebreide introductie door Rea en Rusk die de nodige context biedt voor het oorspronkelijke werk en de tijd waarin het geschreven werd.

Het boek is geschreven als een soort waarschuwing voor nietsvermoedende slachtoffers. De schrijver wil door het uiteenzetten van de verschillende oplichtingspraktijken de lezers informeren over zaken waar ze voor op hun hoede dienen te zijn. Na elk verhaal geeft Zhang een korte analyse, soms overbodig, maar soms laat hij ook zien hoe hij tegen zowel slachtoffers als bedriegers aankijkt. In gevallen waarbij het slachtoffer door domheid, hebzucht of ijdelheid in de val van de bedrieger trapt komt Zhang, die zichzelf neerzet als een soort confucianist, met lessen hoe het slachtoffer het over zichzelf afgeroepen ongeluk had kunnen voorkomen. Zo nu en dan citeert hij ook Confucius en andere wijsgeren met oneliners als ‘Een goede handelaar verstopt dingen en doet het voorkomen alsof hij niets heeft’. Meerdere verhalen vertellen over het ongeluk dat degenen die te veel met hun welvaart pronken ten deel valt. In sommige gevallen spreekt Zhang zelfs zijn bewondering uit voor de vindingrijkheid van de betrokkenen, vooral in gevallen waarin een potentieel slachtoffer de bedrieger uiteindelijk zelf bedriegt.

De verschillende ‘cases’ lezen bijna als een toneelstuk van Bertolt Brecht, waarbij de titel al aangeeft hoe de slachtoffers opgelicht zullen worden en waarbij in de eerste paragraaf de oplichter vaak al geïdentificeerd wordt. Het boek is dus veel meer een ‘howdunit’ dan een ‘whodunit’, waarbij de titel al een tipje van de sluier oplicht, b.v. Stealing Silk with a Decoy Horse, of Impersonating the Son of an Official to Steal a Merchant’s Silver. Je zou verwachten dat de titel de clou hiermee weggeeft, maar het maakt je juist nieuwsgieriger naar hoe de oplichting precies in z’n werk gaat. Door de gedetailleerde beschrijving van de oplichtingspraktijken is het boek bijna een handleiding voor hoe je iemand kunt bedriegen. De populariteit van Chinese edities in de afgelopen 20 jaar geeft dan ook te denken…

Naast de meer alledaagse oplichtingspraktijken als diefstal, wisseltrucs en identiteitsfraude, wordt in het boek ook een aantal minder gangbare cases beschreven. De eunuch die jonge kinderen eet in een poging zijn geslachtsorgaan terug te laten groeien is een van de meest bizarre hoofdstukken. Andere merkwaardige gevallen hebben vaak te maken met bijgeloof en traditionele Chinese geneeskunde, zoals een aantal voorbeelden van vrouwen die mannen ‘waardevol sperma’ afhandig maken, tovenarij en alchemie.

Zhang steekt niet onder stoelen of banken dat hij eigenlijk niemand vertrouwt. Hij spreekt vaak in stereotypen en vooroordelen, waarbij hij hele categorieën beroepen of burgers over één kam scheert. Veermannen, mannen met draagstoelen, prostituees, boeddhistische monniken (Zhang refereert aan een oud gezegde ‘doe geen kwaad en vertrouw nooit een monnik’), Taoïstische priesters, makelaars en andere tussenpersonen, eunuchs… ze zijn allemaal niet te vertrouwen volgens Zhang. Opmerkelijk is dat hij bewondering heeft voor de hogere magistraten die schijnbaar verschoond blijven van de verleidingen van corruptie waar hun ondergeschikten wel voor vallen. Ja, het zijn hun ondergeschikten, de lokale functionarissen, waar Zhang misschien wel de meeste minachting voor heeft: “[Ze] zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van oplichting. Hierdoor kunnen ze zo comfortabel leven. De omvang van hun zwendel is niet te overzien. Alles bedriegen ze! Elke dag bedriegen ze! Iedereen bedriegen ze! Talrijker dan de bamboe op de zuidelijke berg zijn hun zwendelarijen – je zou ze nooit allemaal kunnen tellen!” Misschien is er in vier eeuwen niet zoveel veranderd…

Ook lijkt Zhang geen hele hoge pet op te hebben van vrouwen, die hun lichamen in diverse verhalen in de strijd gooien om hun slachtoffers te bedonderen en die zelfs moord niet uit de weg gaan. “Als zelfs vrouwen zulke meesterlijke bedriegers kunnen zijn, wat is dan het verschil tussen onze wereld en die van de demonen?” Of wat dacht je van: “Een femme fatale kan een man bederven; een mooie vrouw kan een stad omverwerpen.”

Om de link weer te leggen naar China’s hedendaagse morele crisis: in veel van de oplichterijen in het boek gaat het om scenario’s waarin reizende handelaren opgelicht worden door mensen die zij niet kennen. Ten tijde van de Ming dynastie floreerde de handel en er zijn dus parallellen te trekken met de problematiek rondom ‘sociaal vertrouwen’ in een samenleving met hoge mobiliteit, zoals Yunxiang Yan die beschreef in Deep China. Ook in de 17e eeuw leidde een toename in welvaart tot een grotere sociale mobiliteit en meer ontmoetingen met onbetrouwbare vreemdelingen, zoals Rea opmerkt in een interview. Zoals een van de verhalen aantoont is zelfs het treffen van iemand uit dezelfde woonplaats, wat volgens Chinese traditie vaak gepaard gaat met een groter vertrouwen, geen garantie dat die persoon je niet bedondert.

In interviews, zoals dit interview voor ChinaFile, bevestigen de auteurs ook dat veel van de praktijken uit het boek op veel grotere schaal terug te vinden zijn in het hedendaagse China, bijvoorbeeld op het internet. In hun introductie schrijven Rad en Rusk daarnaast, dat verhalen over oplichtingspraktijken na de dood van Mao en de daaropvolgende periode van economische hervormingen, opnieuw erg populair werden. Naast nieuwe edities van Zhang Yingyu’s boek zijn er in China verschillende verzamelingen met oplichtingsverhalen verschenen en zelfs een publicatie waarbij hedendaagse Chinese oplichtingspraktijken vergeleken worden met Zhang’s oude beschrijvingen.

Al met al is The Book of Swindles een zeer vermakelijk boek. De verschillende cases zijn lekker kort, gemiddeld zo’n 7-8 pagina’s, en daarmee is het boek uitermate geschikt om zo nu en dan op te pakken en een hoofdstukje of twee uit te lezen (refereren aan een toiletbezoek zou natuurlijk oneerbiedig zijn voor zo’n historische tekst). Het boek leert je bovendien veel over het leven tijdens de late Ming dynastie en de Chinese cultuur, vooral over het belang van de examens voor overheidsfunctionarissen.

Ondanks dat het een oud geschrift betreft is het boek is zeer leesbaar. Dat is deels te danken aan de vertalers. Maar ook aan Zhang Yingyu zelf, die het boek in begrijpelijke taal schreef met handelaren als doelgroep in tegenstelling tot veel geschriften voor academici. Alleen het oorspronkelijke voorwoord, dat vol staat met obscure verwijzingen en bloemrijke taal was lastig verteerbaar. De vertalers zijn zo verstandig geweest om het als een soort bijlage achter in het boek te zetten.

Eén zin is me wel bijgebleven uit dat oorspronkelijke voorwoord: “De achteruitgang van de moraal heeft zo’n crisis bereikt dat een gewetensvolle heer niet anders kan dan verontrust zijn.” Het deed me denken aan Wen Jiaobao’s woorden waaraan Cheng Li refereerde: “Deze schandalen zijn ernstig genoeg om te laten zien dat het morele verval en het verlies van vertrouwen een uiterst ernstig punt hebben bereikt.” Nogmaals, misschien is er in vier eeuwen niet zo gek veel veranderd…

Meer weten over The Book of Swindles en de vertalers?

Sinica Podcast

China Econ Talk

ChinaFile interview