
Sinds ik voor het eerst voet zette in China fascineert de vermeende ‘morele crisis’ in het land mij. In de charitatieve sector waarin ik op dat moment werkte had ik veel te maken met antipathie voor en wantrouwen in de Chinese samenleving. De schijnbare noodzaak voor de invoering van een sociaal kredietsysteem was een gevolg van deze emoties. De vraag wat precies de aard en oorzaak van het morele verval zijn heeft me altijd beziggehouden. Enige tijd geleden schafte ik daarom een aantal boeken aan over het onderwerp. Mijn bevindingen na het lezen van die boeken deel ik graag met jullie. Eerder publiceerde ik al deel 1 en deel 2 over Moral China in the Age of Reform (2014) van Jiwei Ci en deel 3 en deel 4 over Deep China – The Moral Life of the Person (2011), welke een essay van Yunxiang Yan bevat. In deel 5 en dit deel, deel ik een aantal theorieën uit He Huaihong’s Social Ethics in a Changing China (2015).
Onderstaande tekst bevat vertaalde citaten uit verschillende delen van de publicatie.
Turbulente eeuw
Net als Jiwei Ci en Yunxiang Yan geeft He Huaihong aan dat de afgelopen eeuw een extreem turbulente periode was voor China, waarin een oude samenleving volledig vernietigd werd maar een nieuw sociaal systeem van eenheid, vertrouwen en blijvende stabiliteit uitbleef. Oude politieke ideologieën hebben geen pas kunnen houden met de veranderende sociale realiteit, met als gevolg dat mensen vastzitten aan een publieke moraal die niet past bij hun manier van leven. Overal is lege retoriek, maar bijpassend daadwerkelijk gedrag ontbreekt.
He Huaihong besteedt in het boek enkele hoofdstukken aan de invloed die de afschaffing van het 1300 jaar oude examensysteem voor overheidsfunctionarissen in 1905had op de Chinese samenleving. Hij noemt het de eerste belangrijke gebeurtenis in de dramatische transformatie van China in de 20e eeuw. Met de afschaffing ging de ‘selectiemaatschappij’, die 2000 jaar eerder was ontstaan en waaruit het examensysteem 1300 jaar voor de afschaffing was voortgekomen, verloren. Voor de afschaffing waren de beste en slimste kandidaten voor de hogere lagen van de hiërarchie in de samenleving altijd op basis van gedrag en kennis geselecteerd. In de revoluties van de vorige eeuw stond gelijkheid echter centraal en was hiërarchie niet langer een acceptabele vorm van sociale organisatie. Het traditionele selectiemechanisme van China was volgens He Huaihong voornamelijk gericht op intreding: de selectie van bekwame individuen. Het was zeer succesvol in het selecteren van mensen, maar niet zo succesvol in het vervangen ervan. Het moderne systeem waarmee leiders in China gekozen worden is volgens He Huaihong zeer succesvol in het realiseren van vreedzame machtsovergangen, van uittreding, maar niet zo succesvol in het selecteren van de meest bekwame mensen om een ambt te bekleden.
Later in de 20e eeuw zijn er nog twee belangrijke factoren – of historische omstandigheden – te identificeren die hebben bijgedragen aan moreel verval:
- Mao’s gewelddadige klassenstrijd, vooral de gewelddadige Rode Garde-beweging tijdens de Culturele Revolutie, had een nadelig effect op de ethische grondslag van het land. De Culturele Revolutie was een periode waarin kinderen ouders veroordeelden, echtgenoten elkaar verraadden en studenten leraren martelden – allemaal om politieke en ideologische redenen. In de nasleep ervan vroegen veel Chinezen zich af hoe ze na zo’n donkere tijd in de recente Chinese geschiedenis iemand met autoriteit nog konden geloven of vertrouwen.
- Geldverering na economische hervormingen.
“De Culturele Revolutie ontmantelde China’s eeuwenoude geloofssystemen en de economische revolutie die volgde kon deze niet herbouwen. Welvarendheid kon nog geen afbakening geven aan het ultieme doel van de natie en het individu. Er was een gat in het Chinese leven dat de mensen jingshen kongxu, ‘de spirituele leegte’ noemden.”
– Evan Osnos, journalist en schrijver van ‘Age of Ambition’
Hervormingen
Na de Culturele Revolutie introduceerde de partij “Leidende Principes voor het Politieke Leven binnen de Partij”, in een poging om de politiek van de partij opnieuw te normaliseren, om orde en democratie te introduceren. Tijdens de Culturele Revolutie werd moraliteit extreem gepolitiseerd, nu werd de politiek zelf onderworpen aan moraliteit. Politieke acties moesten voldoen aan morele principes en de persoonlijke deugden respecteren. China probeerde voor het eerst de economie en culturele verbetering centraal te stellen in de politiek. Er werd een reeks grote wetenschappelijke en onderwijsconferenties gehouden en de toelatingsexamens voor het hoger onderwijs, de gao kao, werden hervat. In 1978 werd het nieuwe beleid geformaliseerd en er werd een einde verklaard aan de grootschalige en turbulente klassenstrijd. De focus van de partij verschoof naar de economische wederopbouw van het land en er werden doelen gesteld voor een democratischer systeem en een betere rechtsstaat. Deng Xiaoping stelde de aanpak voor om ‘sommige mensen eerst rijk te laten worden’.
Zoals we in de eerdere samenvattingen hebben gezien wordt de morele crisis deels toegeschreven aan het ontbreken van een nieuw kader van ethisch gedrag na de hervormingen die begonnen onder Deng Xiaoping. Naarmate de markteconomie groeide, kregen overheidsfunctionarissen de controle over ongekende hoeveelheden financiële middelen. Tijdens de overgangsperiode had wetgeving geen gelijke tred gehouden met deze nieuwe realiteit, en daarom werd corruptie een zeer ernstig probleem. De markteconomie vereiste bovendien wijdverbreid vertrouwen, dat in China echter erg schaars is.
De roep om ‘sociale rechtvaardigheid’ werd luider toen mensen zich realiseerden dat ze, alvorens na te kunnen denken over individuele moraliteit, eerst moesten nadenken over de moraliteit van de maatschappelijke systemen. Voordat er morele eisen aan individuen gesteld kunnen worden, moeten er eerst eisen gesteld worden aan instellingen en de mensen die daarin een sleutelrol spelen. We hebben eerder kunnen lezen hoe Jiwei Ci deze voorbeeldfunctie beschrijft in zijn ‘vier voorwaarden voor moraliteit’.
He Huaihong geeft aan dat het grootste probleem en potentiële gevaar te vinden is op het platteland van China. De staat vernietigde de sociale orde en natuurlijke machtsverhoudingen die daar bestonden en nam de volledige controle over, tot op het niveau van het individu. Maar met de introductie van het huishoudregistratiesysteem, de hukou, trok het zich even snel weer terug, waardoor de kleine boeren in China in een volledig ongecoördineerde staat achterbleven. Later herbouwde de regering de instellingen op het platteland, voegde veel meer ambtenaren toe, en de kosten stegen dramatisch, waardoor de lasten voor plattelandsbewoners toenamen. De media en veel goedbedoelende mensen hebben de handen ineengeslagen voor de benarde situatie van boeren, maar de belangrijke vraag is: wat kunnen boeren voor zichzelf doen? Boeren hebben nog steeds geen instellingen en stabiele vertegenwoordiging die echt voor hun belangen opkomen. Ze worden daarnaast ongelijk behandeld. Dat is vooral duidelijk bij de miljoenen die naar de steden zijn gereisd om werk te vinden: de beloning van hun arbeid heeft geen gelijke tred gehouden met de groei van de economie. Ze hebben vrijwel alle mogelijkheden verloren om over hun eigen loon en werkzekerheid te onderhandelen. En wanneer je minimale materiële levensstandaard wordt bedreigd, is het erg moeilijk om vast te houden aan minimale morele normen …
Het is bekend dat de Chinese overheid sociale onrust te allen tijde wil voorkomen. Maar Sun Liping, een professor in sociologie aan de Tsinghua Universiteit, stelde in 2009 dat niet sociale onrust maar het sociale verval, welke z’n oorsprong vindt in machtsmisbruik, de grootste bedreiging vormt voor China. Hij stelt dat in hedendaags China macht niet wordt beperkt door externe krachten in de samenleving, noch gecontroleerd door enig intern mechanisme. Als gevolg hiervan heeft corruptie niet alleen een ongekend grote schaal bereikt onder overheidsfunctionarissen, maar heeft het ook geleid tot een breed scala aan sociale fenomenen zoals ernstige erosie van sociale rechtvaardigheid, de concentratie van geld en macht, het verlies van beroepsethiek en een afname van morele basisnormen. Al deze problemen, zegt Sun, weerspiegelen de fundamentele tekortkoming van de Chinese markthervorming: het niet opnieuw vaststellen van een waardestelsel voor een hernieuwde beschaving.
Oplossingen
Hoewel He Huaihong’s kijk op het onderwerp meestal erg filosofisch is en zijn suggesties soms abstract zijn herken ik wel een aantal zaken die Jiwei Ci en Yunxiang Yan ook noemden in de conclusies van hun werk.
He Huaihong erkent dat veel problemen worden veroorzaakt door het feit dat China’s waardensysteem vooral is gebaseerd op traditioneel Confucianisme dat waarde hecht aan vijf relaties tussen mensen die elkaar kennen:
- Heerser en onderdanen
- Vader en zonen
- Echtgenoot en echtgenote
- Oudere broer en jongere broer
- Vriend en vriend
Tijdens de economische groei van Taiwan in de vorige eeuw ontstond er al een debat over de vraag of hier geen zesde aan toegevoegd zou moeten worden die de relatie tussen vreemdelingen zou definiëren. Hier bespreekt He Huaihong dus dezelfde noodzaak voor nieuw type relatie dat voorziet in een verschuiving van persoonlijk naar sociaal vertrouwen waar Yunxiang Yan over schreef.
He Huaihong beschrijft dat overheidsfunctionarissen overal als beroemdheden worden behandeld, maar dat het gepaard gaat met ongekende publieke woede en haat jegens dezelfde functionarissen. Dat duidt op twee dingen: dat overheidsfunctionarissen de controle hebben over enorme macht, geld en roem en dat er een enorme kloof bestaat tussen de verwachtingen van het publiek en het ethische gedrag van die functionarissen. Volgens He Huaihong is de meest dringende behoefte het vaststellen van normen voor verantwoording en ethiek voor functionarissen en het bevorderen van een goede politieke toewijding onder hen. Dit vereist natuurlijk overeenkomstige veranderingen in staatsstructuren. Uiteindelijk zal een volledige oplossing voor het probleem waarschijnlijk alleen voortkomen uit een sterkere rechtsstaat en democratie: de kostbare goederen van politieke macht, economische middelen en publieke bekendheid loskoppelen en een ruimere toegang tot al deze zaken mogelijk maken. He Huaihong komt dus tot dezelfde conclusie als Jiwei Ci in diens werk.
“In de jaren 50 gaven we ons oprechte hart;
in de jaren 60 gaven we ons rode hart;
in de jaren 70 gaven we ons trouwe hart;
in de jaren 80 gaven we ons goede hart;
in de jaren 90 gaven we ons liefdadige hart.
We hebben ze gegeven; nu zijn ze weg.”
“In de jaren 50 hielpen mensen elkaar;
in de jaren 60 sloegen mensen elkaar;
in de jaren 70 schreeuwden mensen tegen elkaar;
in de jaren 80 negeerden mensen elkaar;
in de jaren 90 bedrogen mensen elkaar.”
– Populaire Chinese rijmpjes