
Sinds ik voor het eerst voet zette in China fascineert de vermeende ‘morele crisis’ in het land mij. In de charitatieve sector waarin ik op dat moment werkte had ik veel te maken met antipathie en wantrouwen binnen de Chinese samenleving. De schijnbare noodzaak voor de invoering van een sociaal kredietsysteem was een gevolg van deze emoties. De vraag wat precies de aard en oorzaak van het morele verval zijn heeft me altijd beziggehouden. De laatste jaren lees ik daarom regelmatig (academische) literatuur over dit onderwerp en schrijf beknopte samenvattingen. Recent las ik het boek Crime and the Chinese Dream. Deze publicatie bevat twee interessante cases. In het vorige artikel bespraken we de corruptie onder artsen, in het tweede deel geven we een samenvatting van het hoofdstuk over ‘cake uncles’.
In de case over zogenaamde ‘cake uncles’ onderzoekt Zhang Xi hoe een heel plattelandsdorp kan vervallen in criminaliteit en hoe dat binnen de eigen dorpsgrenzen gedoogd en zelfs bewonderd wordt. ‘Cake uncles’ (bing shu 饼叔) verkochten (oorspronkelijk) cake aan winkels en hielden hun leveringen bij in een kasboek voor de klant. De klant tekende in het persoonlijke kasboek voor akkoord. Op het moment dat er periodiek afgerekend moest worden verwisselden de cake uncles het kasboek voor een schaduwexemplaar. In dat kasboek hadden ze de hoeveelheden van de leveringen verhoogd en was de handtekening vervalst. Zo maakten ze nietsvermoedende klanten geld afhandig.
Dezelfde truc werd later met allerlei andere producten uitgehaald, maar altijd buiten de eigen regio, om niet in de problemen te komen met de lokale arm der wet. Veel ‘cake uncles’ verwierven op deze manier een behoorlijke rijkdom en daarmee aanzien in hun dorp en ze waren erg populair bij de plaatselijke vrouwen. Dat laatste moet niet onderschat worden in een land waar mannen op het platteland dankzij selectieve abortussen tijdens de eenkindpolitiek vaak moeite hebben om een partner te vinden. Bij dit alles was het publiek geheim dat de ‘cake uncles’ die rijkdom niet op een eerlijke manier hadden verworven. De lokale autoriteiten maakten zich er ook niet druk om; de misdaden waren begaan buiten hun jurisdictie en de ‘cake uncles’ waren belangrijk voor de lokale economie; ze zorgen voor woningbouw en voor de aanleg van infrastructuur.
Vooral interessant is hoe grote aantallen bewoners van een dorp verzeilden in deze praktijken. Veel legale en illegale manieren voor het vergaren van inkomen waren door hen al geprobeerd, maar waren mislukt. Tot ze op de genoemde manier ‘cake’ gingen verkopen.
Inkomen van de boeren
In het dorp dat de auteur beschrijft bestonden de bronnen van inkomsten voor de boeren uit tabak, mais, bamboescheuten en varkens. Hoewel de overheid de tabaksindustrie in de jaren ‘80 stimuleerde, waren de inkomsten uit het verbouwen van tabak voor de boeren beperkt. De auteur geeft voorbeelden van een jaarinkomen variërend van 10.000 RMB (€1.300) tot 30.000 RMB (€3.900). Bij rijstboeren varieert het inkomen van 2.000 RMB (€260) tot 10.000 RMB per jaar. Werden er ook varkens verhandeld dan leverde dat ongeveer 2.000 RMB per varken op. Inkomen uit het verbouwen van bamboe lag op 3.000-4.000 RMB per familie, of zo’n 10.000 RMB als ze ook het land van familie die in de stad was gaan werken konden gebruiken. Ter vergelijking, sommige ‘cake uncles’ verdienden 100.000 RMB (€13.000) per jaar.
De boeren gingen naarstig op zoeken naar betere bronnen van inkomen. Eind van de eeuw besloten sommigen een paar jaar shii-takes te gaan verbouwen. Maar doordat toeleveranciers hun uiteindelijk namaakzaden, namaakkunstmest en namaakinsecticide verkochten eindigde de shii-take-oogst volgens de boeren veelal in een drama. Zoals we zullen zien drijft het criminele gedrag van de een de ander uiteindelijk ook de criminaliteit in.

Netto jaarinkomen van de boeren in het onderzochte dorp van de ‘cake uncles’.
De overheid verhoogde in de jaren ’80 en begin jaren ’90 de prijzen voor landbouwproducten. Dit leidde tot een sterke toename van het inkomen van de boeren. Vanaf midden jaren ’90 stegen de prijzen echter nauwelijks meer en kregen de boeren geen nieuwe kansen om welvaart te vergaren, zeker niet als ze niet beschikten over sociale connecties (guanxi). Door bevolkingsgroei nam daarnaast de hoeveelheid landbouwgrond per persoon (en daarmee de opbrengsten) af.
Ontsnappingsroutes uit de armoede
Boeren hebben verschillende alternatieven voor het verwerven van meer inkomen dan dat wat ze uit landbouw kunnen halen, echter, de alternatieven bieden niet altijd de gewenste oplossing:
- Onderwijs voor hun kinderen: in beginsel betekent onderwijs voor kinderen verzekering van de oudedagsvoorziening, echter, het collegegeld kunnen boeren zich vaak niet veroorloven. Basis- en onderbouw van de middelbare school zijn weliswaar gratis, maar de kosten voor hoger onderwijs kunnen per kind jaarlijks oplopen tot meer dan het jaarinkomen van het boerengezin. Sommige boeren besluiten ‘cake uncle’ te worden om deze kosten te kunnen betalen. Hun kinderen komen daarbij vaak tot de conclusie dat een ‘carrière’ als ‘cake uncle’ een betere keuze is dan een opleiding en onzekerheid op een goed betaalde baan daarna. ‘Na mijn studie is mijn jaarinkomen gelijk aan wat een cake uncle in een maand verdient’.
- Arbeidsmigrant worden: het boerenbedrijf achter zich laten en als arbeidsmigrant aan het werk gaan in de kustprovincies van Zuid-China. Veel arbeidsmigranten kwamen echter tot de ontdekking, dat ze maandelijks minder dan 1.000 RMB (€130) verdienden voor hun harde werk. Daarnaast hadden ze door hun plattelands-hukou (een gezinsregistratie die bepaalde rechten verbindt aan geboorteplaats) in de steden geen recht op medische hulp en onderwijs voor hun kinderen. Hun dorpsgenoten die als ‘cake uncle’ werkten werden intussen rijk.
- Ondernemerschap: na de hervormingen was het burgers toegestaan een eigen bedrijfje te starten. Overheidsambtenaren, die veel goede connecties en managementervaring hadden, maakten hier als eerste gebruik van. Belastingen, slechte kwaliteit van aangeleverde goederen en het moeten fêteren van lokale overheidsambtenaren die misbruik maakten van hun machtspositie dreven de kosten voor andere ondernemers op. Vaak dusdanig dat ze hun bedrijf niet of nauwelijks winstgevend konden krijgen. Velen namen hun toevlucht in het bezorgen van ‘cake’; opnieuw leidde misdaad (corruptie) van de één tot misdaad van de ander.
Uiteindelijk bleek het voor veel boeren te moeilijk om te ontsnappen uit hun situatie, maar kregen ze wel te maken met wat Jiwei Ci ‘statusarmoede’ noemt. Ze kwamen niet meer om van de honger, maar werden op basis van hun lage inkomen uitgesloten van bepaalde sociale activiteiten.
Het slechte pad op
Nu legale landbouwactiviteiten en de genoemde alternatieven geen oplossing boden grepen de boeren naar illegale activiteiten om geld te verdienen:
- Illegale houtkap en verkoop buiten de eigen regio. Dit kwam vooral veel voor in de vroege jaren ‘80. Een kubieke meter hout was in 1985 meer waard dan een kwart van het netto jaarinkomen van een boer. Tegenwoordig komt het bijna niet meer voor, omdat de relatieve inkomsten lager zijn en toezicht door autoriteiten is aangescherpt.
- Namaaksigaretten: aan het eind van de jaren ‘90 en begin van de jaren ’00 was de prijs van tabak laag en begonnen sommige boeren illegale tabaksfabriekjes. Hogere tabaksprijzen en contracten van tabaksfabrikanten die boeren dwongen al hun oogst te verkopen maakten een einde aan deze praktijken.
- ‘Mark Six Lottery’: een illegale loterij met een piramidespelopzet waarin sommige boeren geld wonnen, maar de meesten geld verloren.
Al snel was het leveren van ‘cake’ de enige optie voor lokale boeren om te ontsnappen aan de armoede. De verhouding van inkomsten en risico uit deze activiteit was aantrekkelijker dan alle bovengenoemde alternatieven. ‘Cake uncles’ liepen minder risico, omdat hun misdaden buiten de regio begaan werden en de lokale politie zich er dus niet om bekommerde. De lokale overheid profiteerde van de welvaart van de ‘cake uncles’ en keek dus ook de andere kant op.
In het verleden hadden ‘clans’ in China de nodige macht en konden de clan-oudsten de clanleden bestraffen voor criminele activiteiten. Door gehoorzaamheid aan de regels van de clan kon men het recht verwerven zich te vestigen in een dorp en kon men op financiële steun van de clan rekenen. Voor 1949 bezat de clan ook veel grond en daarmee rijkdom. Na 1949 en de oprichting van de Volksrepubliek verloren clans het eigendom en daarmee de macht om clanleden te bestraffen. Dit verzwakte de morele autoriteit van de clans. De clan werd afhankelijk van donaties van de leden. Na de wederopstanding van de clans in de jaren ’80 waren de jongeren onafhankelijker en had de clan weinig invloed meer op het moraal. Erger nog, de clans veranderden vaak in een broedplaats voor de verspreiding van ‘cake uncles’, die het vak aan hun bloedverwanten leerden.
Conclusie
Nadat onder Deng Xiaoping een eind was gemaakt aan de collectieve landbouw moesten boeren hun eigen boontjes doppen. Zij die uiteindelijk ‘cake uncles’ werden stegen in sociale status en rijkdom. Arme boeren zagen het vervolgens als enige manier om te ontsnappen aan armoede. Het imago van vaardige en moedige ‘cake uncle’ zette meer sociale druk op de boeren om hun voorbeeld te volgen. En hoe meer ‘cake uncles’ er kwamen en in mooie huizen woonden, des te meer boeren ook de overstap maakten om dezelfde status te kunnen behalen. Zij die wel braaf de regels volgden en niet dezelfde rijkdom verwierven werden beschouwd als mislukkelingen en ongeschikt voor de huidige competitieve samenleving. De minder succesvolle ‘cake uncles’ hielden de schijn intussen op door openlijk geld te spenderen alsof ze het zich konden veroorloven. En zo werden uiteindelijk hele dorpen gecriminaliseerd.
